Het ging in deze zaak onder meer over de sloop van een complex, die veel langer duurde dan door partijen was voorzien. Partijen verschilden van mening over de oorzaak daarvan en over de vraag wie de financiële consequenties – volgens aannemer 1,1 miljoen euro – diende te dragen.
Prijsvorming
Opdrachtgever heeft op basis van een RAW-bestek een werk aan aannemer gegund. Op de overeenkomst zijn de UAV 2012 van toepassing. Onderdeel van het werk was de sloop van een complex. Die sloop duurde maar liefst 21 weken in plaats van de veronderstelde 4 weken. Deze vertraging had volgens aannemer alles te maken met de betonsterkte. Die zou vele malen hoger zijn dan hij op basis van de verstrekte informatie – een bestek uit 1971 – zou hoeven verwachten. Bij de prijsvorming had hij met die veel hogere betonsterkte geen rekening hoeven houden, aldus aannemer.
Onjuiste informatie…
In de procedure bij de Raad van Arbitrage in bouwgeschillen baseert aannemer dit onderdeel van zijn vordering onder meer op schending van par. 5 lid 1 UAV 2012 (opdrachtgever is verplicht juiste informatie te verstrekken), par. 29 lid 3 UAV 2012 (verschillen in de werkelijke toestand en de in het bestek aangeduide toestand geven recht op verrekening) en par. 47 UAV 2012 (kostenverhogende omstandigheden).
…of onjuiste aanname?
Arbiters zijn van oordeel dat aannemer niet aannemelijk heeft gemaakt dat de aangetroffen betondruksterkte hoger is dan hij op grond van het oude bestek mocht verwachten. In de berekening van de te verwachten betonsterkte, die de basis vormde voor zijn prijs, is hij uitgegaan van een verkeerde aanname. Aannemer heeft daarin geen rekening gehouden met de specifieke verhardingsomstandigheden. In dit geval had hem als deskundig aannemer bekend moeten zijn dat de hardheid (sterkte) van het beton onder water na verloop van tijd aanzienlijk toeneemt onder invloed van doorgaande hydratatie. Deze foutieve aanname kan niet aan opdrachtgever worden toegerekend.
Waarschuwingsplicht
Arbiters voegen daaraan toe dat als aannemer al van mening was dat de verstrekte informatie onvoldoende was en een niet te calculeren risico inhield, hij vóór de inschrijving daarover vragen had moeten stellen en/of opdrachtgever daarvoor had moeten waarschuwen. Omdat ook geen sprake blijkt van kostenverhogende omstandigheden, wordt dit onderdeel van de vordering door arbiters afgewezen.