Ontdekt een aannemer dat bepaalde materialen niet de juiste afmetingen hebben of anderszins niet geschikt zijn? Dan moet hij dat aan de opdrachtgever melden. Deze aannemer verzaakte die wettelijke opdracht.
Een aannemer verricht in opdracht van een huiseigenaar diverse verbouwingswerkzaamheden aan zijn huis. Hij plaatst nieuwe kunststof kozijnen en gevelbekleding en bouwt een serre. De aanneemsom bedraagt € 50.000, maar loopt op tot ruim € 55.000. Omdat er onenigheid ontstaat over de kwaliteit van het werk, betaalt de opdrachtgever de laatste twee facturen (samen € 6.800) niet meer. Hij heeft de aannemer gewezen op de tekortkomingen en wil de openstaande facturen verrekenen met zijn schade. Een ingeschakelde deskundige oordeelt dat een deel van het werk inderdaad niet zorgvuldig is gedaan. De kosten voor herstel worden geraamd op bijna € 14.000. De eigenaar bepaalt de datum waarop de aannemer daarmee moet beginnen en wanneer het werk klaar moet zijn. Als de aannemer daarop niet reageert, ontbindt de eigenaar de overeenkomst en eist hij schadevergoeding. Om dat kracht bij te zetten, dagvaart de eigenaar de aannemer bij de rechtbank Overijssel.
Waarschuwingsplicht
De aannemer erkent een deel van de klachten. Maar dat kwam, stelt hij, door de verkeerde maatvoering van de kozijnen. Hij heeft de kozijnen ingemeten, maar stelt niet aansprakelijk te zijn voor de verkeerde maatvoering, omdat hij de kozijnen niet heeft geleverd en de tekeningen voor de kozijnen niet heeft gemaakt. Daar gaat de kantonrechter niet in mee. Als de verkeerde maatvoering het gevolg is van het inmeten door de aannemer, is hij daarvoor verantwoordelijk en komt dat voor zijn rekening. De aannemer heeft een waarschuwingsplicht tegenover zijn opdrachtgever voor onjuistheden in de opdracht, voor gebreken en ongeschiktheid van zaken of plannen van de opdrachtgever, voor zover hij deze kent of redelijkerwijs had behoren te kennen. Deze aannemer had tijdens de montage van de kozijnen moeten opmerken dat deze te klein waren en de eigenaar moeten waarschuwen dat dit tot tocht en warmtelekkage zou kunnen leiden. Omdat de verkeerde maat aan de aannemer is toe te rekenen en hij de andere bevindingen van de deskundige niet betwist, staat de tekortkoming in de nakoming van de aanneemovereenkomst vast. En omdat hij niet bereid was alles te herstellen, mocht de eigenaar de overeenkomst ontbinden.
Werkelijke waarde
Dit leidt tot ‘ongedaanmakingsverbintenissen’ voor beide partijen: de aannemer moet alles terugbetalen wat de eigenaar aan hem heeft betaald. Het werk dat de aannemer had verricht kan niet ongedaan worden gemaakt. De aannemer heeft dan recht op een vergoeding van de waarde van het werk op het moment van de ontbinding. Wanneer de geleverde prestatie niet volledig aan de overeenkomst beantwoordt – zoals de huiseigenaar stelde –, wordt de waarde bepaald op de waarde die de prestatie voor de ontvanger op dat moment werkelijk heeft gehad. Deze werkelijke waarde is de totale waarde van de verrichte werkzaamheden, te verminderen met de kosten voor het herstel. Dit werk had op het moment van ontbinding een werkelijke waarde van € 55.000 – € 14.000 = € 41.000. De woningeigenaar had het grootste deel van de factuur al betaald, het verschil met de werkelijke waarde moet de aannemer terugbetalen.